Diksmuide start met de opmaak van een leegstandregister voor huizen en panden. Dat zijn er zo’n 45 en samen zijn die goed voor een opbrengst van 59.000 euro.

Diksmuide heft al enkele jaren een belasting op leegstaande gebouwen en huizen. Deze belasting bedraagt zeventig euro per lopende meter gevel. Wie eigenaar is van een groot huis, betaalt meer leegstandtaks dan iemand met een klein huis.

‘Vanaf dit jaar gooien we het roer resoluut om. We volgen voortaan de principes van het Vlaamse Gewest. De opmaak van het leegstandregister is hierbij een belangrijk instrument. Op elk ogenblik kan de stad een huis of een gebouw opnemen in het nieuwe leegstand-register als blijkt dat deze gebouwen al een jaar leeg staan. De stad controleert dit via de bevolkingsgegevens, maar ook via de nutsbedrijven. Als er geen water of geen elektriciteit verbruikt wordt, dan woont er niemand’, zegt schepen Kurt Vanlerberghe (SP.A).

Iedere eigenaar krijgt per post een bericht dat zijn huis of gebouw al een jaar in het leegstandregister is opgenomen. Als deze eigendommen daarna nog eens een jaar onbewoond blijven, dan moet de eigenaar een belasting betalen. Vanaf 2010 is dat 990 euro per huis of gebouw, 75 euro per individuele kamer of studentenkot en 300euro voor elk overig gebouw of woning. Als deze panden leeg blijven staan, dan verhoogt de belasting het jaar erop direct met 25 procent. Het derde jaar verhoogt de leegstandbelasting met 35procent.

‘De stadskas zal door deze wijziging niet meer geld ontvangen. We willen enkel ons reglement aanpassen aan dat van de overheid. Ook andere steden en gemeenten van de Westhoek doen dat. Deze nieuwe manier van werken is in het voordeel van de eigenaars. Vandaag krijgen ze van de Vlaamse overheid pas na twee jaar een bericht en dan is de belasting direct verschuldigd. De stad zal voortaan al na een jaar een bericht sturen, zodat iedere eigenaar iets kan doen om deze leegstand op te lossen en zo de belasting te vermijden. In een tijd van woningnood kan het niet dat er huizen lang blijven leegstaan’, besluit Kurt Vanlerberghe.

Bron: Het Nieuwsblad